Rechtszaak begonnen tegen voormalig Jumbo-baas wegens verdenking witwassen
Gepubliceerd op 16/09/2024 23:00 in Economie
Vandaag is in Assen de rechtszaak gestart tegen Frits van Eerd, de voormalige baas van supermarktketen Jumbo, die verdacht wordt van herhaaldelijk witwassen van aanzienlijke bedragen. Van Eerd zelf was niet aanwezig in de rechtbank, maar zijn advocaat heeft te horen gekregen dat de voormalige topman officieel wordt verdacht van het verzwijgen van giften, valsheid in geschrifte en gewoontewitwassen.
Frits van Eerd nam in 2002 de leiding over het familiebedrijf Jumbo en onder zijn leiding groeide de supermarktketen sterk, met overnames van onder andere C1000 en Super de Boer. Naast zijn zakelijke activiteiten was Van Eerd ook actief in de sportwereld, waar hij zijn Jumbo-geld investeerde in sponsordeals voor motorsport.
De voormalige Jumbo-baas kwam via de sportwereld in contact met de Drentse autohandelaar Theo E., die eerder al veroordeeld was voor witwassen en banden zou hebben met zware criminelen. Het Openbaar Ministerie beweert dat E. Van Eerd betrok bij witwaspraktijken, waarbij er aanzienlijke hoeveelheden contant geld werden aangetroffen tijdens doorzoekingen, zowel thuis als op kantoor.
Van Eerd ontving ook dure cadeaus van E., zoals een dieplader, luxe gereedschapskisten, crossmotoren en mocht gebruik maken van een klassieke rode Mercedes Benz. In ruil daarvoor zou hij Jumbo hebben laten sponsoren voor honderdduizenden euro's aan sportploegen.
De rechtszaak begon vandaag met een regiezitting waarbij de verdachten niet aanwezig waren. Van Eerd's advocaat gaf aan dat zijn cliënt in latere zittingen wel aanwezig zal zijn en de beschuldigingen zal ontkennen. De inhoudelijke zittingen zullen naar verwachting volgend jaar plaatsvinden, waarbij Van Eerd zijn kant van het verhaal zal vertellen.
Van Eerd vraagt om een eerlijk proces en begrip voor het feit dat hij niet als een normale verdachte beschouwd moet worden vanwege de gevonden hoeveelheden geld. De advocaat van autohandelaar E. gaf aan dat er nog gesprekken gaande zijn over procesafspraken met het Openbaar Ministerie, maar dat dit niet betekent dat zijn cliënt de feiten in de tenlastelegging erkent.