Salaris horecapersoneel stijgt met 8 tot 12 procent na cao-onderhandelingen
Gepubliceerd op 02/12/2023 06:00 in Economie
Het salaris van het horecapersoneel zal worden verhoogd met een percentage tussen de 8 en 12 procent. Deze verhoging is het resultaat van cao-onderhandelingen tussen FNV Horeca en CNV Vakmensen aan de ene kant, en de werkgevers van Koninklijke Horeca Nederland aan de andere kant. Bovendien is er voor het eerst in de cao een stagevergoeding vastgelegd. Het resultaat van de onderhandelingen moet nog wel worden voorgelegd aan de achterban van de vakbonden.
De grootste groep werknemers in de horeca zal een verhoging van 12 procent ontvangen, aldus FNV. In totaal telt Nederland bijna een half miljoen horecamedewerkers. Vanaf 1 januari 2024 zullen ook startende medewerkers met lagere lonen profiteren van het cao-akkoord, omdat het minimumloon wordt verhoogd naar 13,27 euro. De vakbond merkt echter op dat deze verhoging het behoud van de salarisschalen bemoeilijkt.
Het cao-akkoord geldt alleen voor het jaar 2024. Dit biedt ruimte voor toekomstige onderhandelingen, zoals vermeld door Edwin Vlek van FNV Horeca.
Opmerkelijk is dat er in de onderhandelingen geen onderscheid is gemaakt tussen werknemers met een vast dienstverband en werknemers met een nulurencontract. Wel wordt opgemerkt dat laatstgenoemde groep vaker het minimumloon verdient.
Met deze cao-onderhandelingen zullen horecawerknemers dus een aanzienlijke salarisverhoging ontvangen, wat vooral gunstig is voor de grootste groep werknemers in de sector. De verhoging zal ook beginnende medewerkers met lagere lonen ten goede komen, aangezien het minimumloon zal stijgen. Echter, het behoud van salarisschalen kan een uitdaging vormen vanwege deze verhoging. Het feit dat het akkoord alleen van toepassing is op het jaar 2024 geeft echter mogelijkheden voor toekomstige onderhandelingen.
Tot slot, er is geen verschil gemaakt tussen werknemers met een vast dienstverband en werknemers met een nulurencontract tijdens de onderhandelingen. Het is opmerkelijk om te zien dat de laatstgenoemde groep vaker het minimumloon verdient.