Gedenkplaatjes van slachtoffers van Stalin verdwijnen in Rusland
Gepubliceerd op 11/01/2024 21:00 in Buitenland
In Rusland worden steeds meer gedenkplaatjes die verwijzen naar slachtoffers van de terreur onder Sovjetdictator Stalin verwijderd. Deze plaatjes worden door onbekenden van de muren gehaald en vaak beklad. De daders worden nooit gevonden. Vrijwilligers proberen de bordjes zo snel mogelijk te vervangen of schoon te maken.
Een van de verdwenen gedenkplaatjes is gewijd aan Jan Aven, de grootvader van de Russische miljardair Pjotr Aven. Dit bordje hing in het hart van Moskou, maar verdween afgelopen zomer. Het bordje was opgehangen in december 2019. Jan Aven werd in 1935 gearresteerd wegens 'contrarevolutionaire activiteiten' en in 1938 doodgeschoten. Ook het naamplaatje van journalist Samoeïl Zaks-Gladnev verdween eerder dit jaar. Hij werd gearresteerd in 1936 en doodgeschoten in 1937. Dit plaatje is inmiddels vervangen en op een minder opvallende plek opgehangen.
Het project genaamd 'Het laatste adres' is geïnspireerd door de 'Stolpersteine' (struikelstenen) in Nederland, die de slachtoffers van het naziregime herdenken. Omdat er in Rusland vaak sneeuw ligt, zijn de gedenkplaatjes aan muren bevestigd in plaats van op straat. Het project kreeg al snel navolging in andere voormalige Sovjetrepublieken en verschillende Centraal-Europese landen.
De gedenkplaatjes zijn van briefkaartformaat en bevatten beperkte informatie, zoals naam, geboortejaar, beroep, datum van arrestatie en executie, en jaar van rehabilitatie. Een leeg vierkantje symboliseert de ontbrekende foto van het slachtoffer. In Moskou alleen al eiste de staatsterreur meer dan 40.000 levens, vooral aan het eind van de jaren 30. In de hele Sovjet-Unie vielen meer dan een miljoen slachtoffers.
Sinds de jaren 80 is er veel werk verricht om de politieke terreur uit de Sovjettijd in kaart te brengen. Echter, de Russische overheid dwarsboomt dit werk steeds meer. Hoewel de overheid de misdaden uit die tijd naar buiten toe veroordeelt, wil ze het verleden het liefst vergeten en bedekken. Dit verklaart de stille campagne tegen de gedenkplaatjes en het verbod op openbare herdenkingsbijeenkomsten.
Naast de verdwijning van gedenkplaatjes verdwijnen ook andere gedenktekens voor slachtoffers van repressie of worden ze aangepast. Zo is er bijvoorbeeld bij een massagraf in Karelië een nieuwe gedenksteen geplaatst die stelt dat de lichamen niet alleen slachtoffers zijn van de Stalinterreur, maar ook van "de Finse bezetting". Historicus Joeri Dmitriëv, die het massagraf ontdekte, is veroordeeld tot vijftien jaar gevangenisstraf.
In nieuwe geschiedenisboekjes op scholen wordt Stalin niet langer afgeschilderd als een tiran, maar als een bekwaam manager en legerleider die Hitler-Duitsland versloeg. De repressie onder zijn bewind wordt gerelativeerd en verklaard. Tegelijkertijd verschijnen er in Rusland weer nieuwe Stalinbeelden, wat voorheen ondenkbaar was.
De mensenrechtenorganisatie Memorial was de drijvende kracht achter het onderzoek naar de repressie. Deze organisatie is echter in Rusland verboden, maar ontving het jaar daarop de Nobelprijs voor de Vrede, samen met mensenrechtenorganisaties uit Oekraïne en Belarus. Veel leden van Memorial proberen op andere manieren hun werk voort te zetten, zoals door mee te werken aan 'Het laatste adres'.
Op dit moment zijn er meer dan 3000 aanvragen voor nieuwe gedenkplaatjes. Deze aanvragen moeten worden afgestemd