Tropische storm laat verwoesting en wantrouwen achter in Libië

Gepubliceerd op 10/11/2023 20:00 in Buitenland

In het noorden van Libië heeft twee maanden geleden de zwaarste tropische storm ooit in de regio plaatsgevonden. Storm Daniel bracht in korte tijd de hoeveelheid regen die normaal gesproken in acht maanden valt. De havenstad Derna werd het zwaarst getroffen, waarbij twee dammen bezweken en een kwart van de stad weggevaagd werd.

Hoewel niemand in Derna nog buiten slaapt, heerst er een groot wantrouwen jegens de overheid. Claudia Gazzini van de International Crisis Group, die onlangs terugkeerde uit Libië, legt uit dat mensen contant geld ontvangen om basisbehoeften en huur te betalen, maar het is onduidelijk waar dit geld vandaan komt.

De financiële steun die Libiërs kunnen aanvragen bestaat uit drie categorieën: 20.000 euro voor verwoeste huizen, 10.000 euro voor beschadigde huizen en 4000 euro voor kleinere schades. De herkomst van deze bedragen is echter schimmig vanwege de politieke verdeeldheid in het land.

Sinds 2014 wordt het westen van Libië geregeerd door de regering van nationale eenheid onder leiding van premier Abdel Hamid Dbeibah. In het oosten, waar Derna zich bevindt, is generaal Khalifa Haftar aan de macht. De Verenigde Naties en de meeste westerse landen erkennen alleen de regering van Dbeibah.

Direct na de ramp bleek het coördineren van hulp in het verdeelde land een uitdaging. Het rampgebied was moeilijk bereikbaar en hulpgoederen kwamen traag aan, wat resulteerde in angst voor een voortdurende ramp.

Toch is het beeld dat Gazzini uit Libië terugbrengt niet hopeloos. Hoewel de hulpverleners en journalisten inmiddels vertrokken zijn, wordt er wel gewerkt aan de wederopbouw. Lokale Libische bedrijven en enkele Egyptische bedrijven ruimen het puin op met bulldozers, hoewel er nog geen sprake is van daadwerkelijke wederopbouw.

Bij de vloedgolf in Derna zijn veel mensen de zee ingesleurd. De lichamen die gevonden werden tussen het puin of aanspoelden, zijn uit angst voor ziekteverspreiding snel in massagraven begraven. De lokale overheid is nu bezig deze graven te openen en de slachtoffers opnieuw te begraven in individuele graven. Er wordt momenteel onderzoek gedaan om de anonieme slachtoffers alsnog te kunnen identificeren door DNA af te nemen.

Naast de vele anonieme slachtoffers zijn er nog steeds veel vermisten. Het Rode Kruis meldde na de ramp meer dan 11.000 doden en 10.000 vermisten. Echter, door de politieke situatie zijn de schattingen over het aantal vermisten zeer uiteenlopend.

Herman Klijnsma, die zich al jaren inzet voor handel met Libië, benadrukt dat er veel wantrouwen en angst heerst onder de bevolking ten opzichte van het leger. Hij wijst op de sterke repressie van Haftar en zijn twee zonen, die de controle hebben over de wederopbouw van Derna en omgeving.

Gazzini beaamt dit en benadrukt dat burgers veel wantrouwen hebben om vermisten aan te geven bij de lokale autoriteiten. Officieel zijn er tussen de 1000 en 2000 mensen als vermist opgegeven, maar deze cijfers vertegenwoordigen waarschijnlijk niet de werkelijke omvang van de ramp vanwege het gebrek aan vertrouwen in de overheid.

Ondanks de opruimwerkzaamheden, de identificatie van doden en de financiële steun, zijn zowel Gazzini als Klijnsma kritisch. Mensen in Derna voelen zich buitengesloten en hebben geen invloed op de wederopbouw van hun stad.

Lees meer nieuws in buitenland