Curaçao streeft naar toonaangevende rol in duurzame energie en export van hernieuwbare energie
Gepubliceerd op 19/07/2023 21:00 in Buitenland
Curaçao heeft ambitieuze plannen om binnen tien jaar een vooraanstaande positie te bekleden op het gebied van duurzame energie. Binnen twintig jaar wil het eiland zelfs een belangrijke exporteur zijn van hernieuwbare energie in het Caribisch gebied. Deze groene agenda wordt voornamelijk bepaald door Nederland, dat mogelijkheden ziet om het Nederlandse bedrijfsleven te laten profiteren van de kansen in de regio. In mei heeft demissionair minister voor Klimaat en Energie, Jetten, een intentieverklaring ondertekend waarin Nederland belooft te helpen bij de plannen van de Curaçaose overheid.
Deze plannen zijn gebaseerd op onderzoek van TNO, dat een 'living lab' heeft opgericht, een onderzoeksomgeving waar onderzoek en innovatie samenkomen. Verschillende bedrijven zijn betrokken bij dit initiatief, zoals Havenbedrijf Rotterdam, scheepsbouwer Damen, technologiebedrijf VDL Groep, opslagbedrijf Vopak en offshorebedrijf Van Oord vanuit Nederland. Vanuit Curaçao nemen ook diverse overheidsbedrijven deel, zoals Refineria di Kòrsou, Aqualectra, Selikor en ABC Busbedrijf.
Het belangrijkste speerpunt van het 'living lab' van TNO, in samenwerking met de Curaçaose Universiteit, is de bouw van een groot drijvend windmolenpark op zee. Dit park moet in 2035 vijf tot zes gigawatt aan hernieuwbare energie opwekken, wat ruimschoots voldoende is om te voorzien in de dagelijkse energiebehoefte van Curaçao, die op 130 megawatt ligt. De overtollige energie zal worden omgezet in waterstof en geëxporteerd worden naar de regio, evenals naar Nederland.
TNO legt uit dat het idee achter het 'living lab' is dat innovaties op het niveau van het eiland sneller ontwikkeld kunnen worden en bij succes ook snel opgeschaald kunnen worden. Nieuwe toepassingen die op Curaçao ontwikkeld worden, dankzij de grote potentie van zon- en windenergie, kunnen hierdoor ook toegepast worden in de Caraïbische regio, Nederland en andere gebieden.
De eerste stap van het pilotproject voor windmolens is onlangs gezet met de start van de bodemonderzoekstrillingen rond Curaçao. Een Nederlands onderzoeksschip, de Firgo Brasilis, zal een 3D-kaart maken van de zeebodem en de bodemstructuur. Dit onderzoek is nodig om te bepalen waar de eerste drijvende windmolens verankerd kunnen worden. De Caribische Zee rondom het eiland is namelijk twee tot drie kilometer diep.
De kosten van deze operatie, ongeveer twee miljoen euro, worden betaald door de Curaçaose belastingbetaler. Later zullen er ook fondsen en expertise beschikbaar worden gesteld door de Nederlandse overheid. De bouw van de eerste zes windmolens, met een totaal vermogen van 72 megawatt, staat gepland voor 2026.
De financiering van het drijvende windmolenpark in de toekomst zal geregeld worden door deelnemende partijen die een concessie krijgen van de Curaçaose overheid. De exacte vorm van deze financiering is nog niet bekend.
Ramon Chong van het Curaçaose ministerie van Economische Ontwikkeling leidt het project. Hij legt uit dat inwoners en toeristen in de toekomst windmolens kunnen zien vanaf de kust, vooral aan de noordkust waar geen stranden zijn. De windmolens zullen een hoogte hebben van 150 meter, wat ongeveer de helft is van de hoogste berg op Curaçao, de Christoffelberg.
Aan de zuidkust, waar de stranden liggen, is er één zone geïdentificeerd van dertien tot zestien kilometer uit de