Rechter oordeelt dat halvering subsidie Vluchtelingenwerk Nederland onrechtmatig is
Gepubliceerd op 15/02/2025 06:00 in Binnenland
De voorzieningenrechter in Amsterdam heeft bepaald dat Minister Faber van Asiel en Migratie (PVV) de subsidie aan Vluchtelingenwerk Nederland niet had mogen halveren. Tot dit jaar ontving de stichting 13 miljoen euro subsidie vanuit het Rijk, met daarbovenop nog een verrekening die neerkwam op een verdubbeling van dat bedrag, gebaseerd op het aantal verwachte asielaanvragen.
Recent kondigde Minister Faber aan dat de subsidie in totaal 13 miljoen euro zou bedragen, in plaats van de 34 miljoen euro die Vluchtelingenwerk had aangevraagd om alle werkzaamheden in dit kalenderjaar uit te kunnen voeren. Vluchtelingenwerk stapte daarop naar de rechter, vanwege onbehoorlijk bestuur en onzorgvuldige besluitvorming.
De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een wijziging in een langlopende subsidierelatie, die moet voldoen aan de voorwaarden van de Algemene wet bestuursrecht. De subsidie kan alleen geheel of gedeeltelijk geweigerd worden als veranderde omstandigheden of inzichten zich tegen voortzetting van de subsidie verzetten.
Vluchtelingenwerk heeft de Europese wettelijke taak om mensen bij hun asielaanvraag onafhankelijk te begeleiden. De stichting legt aan asielzoekers uit hoe de asielprocedure werkt, wat hun rechten en plichten zijn en welke informatie en stukken ze bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) moeten aanleveren.
De rechter heeft bepaald dat de subsidie tot eind april ongewijzigd moet blijven. Vluchtelingenwerk is blij met deze uitspraak, omdat het de onafhankelijke begeleiding van vluchtelingen voorlopig kan voortzetten. Ministerie van Asiel en Migratie zal de uitspraak nader bestuderen.
De Tweede Kamer heeft vorig jaar ingestemd met de begroting van het ministerie van Asiel en Migratie, waarin jaarlijks wordt gekeken of de verstrekte subsidie nog voldoet aan de gestelde eisen. Louise Verboeket, onderzoeker bestuursrecht aan de Universiteit van Amsterdam, benadrukt dat bestuursorganen vrij zijn om organisaties te subsidiƫren, maar dat er wel een behoorlijke voorbereidingstijd moet zijn bij het afbouwen van subsidie.