Rechtbank oordeelt: coronapas geen schending van grondrechten maar wel ingrijpende maatregel
Gepubliceerd op 02/05/2024 05:00 in Binnenland
De rechtbank in Den Haag heeft geoordeeld dat de invoering van de coronapas geen schending van de grondrechten was, maar wel een ingrijpende maatregel. Dit oordeel kwam voort uit een rechtszaak die was aangespannen door drie tegenstanders van het coronatoegangsbewijs (CTB) eind 2022. Zij zagen de pas vooral als een drukmiddel om mensen tot vaccinatie te dwingen en eisten een schadevergoeding, die zij niet hebben gekregen.
Het coronatoegangsbewijs werd ingevoerd op 25 september 2021 en afgeschaft op 25 februari 2022. Tijdens deze periode mochten mensen alleen horeca of evenementen bezoeken met een coronapas, waaruit bleek dat ze waren gevaccineerd, een negatieve testuitslag hadden of een herstelbewijs bezaten.
De rechtbank oordeelde dat de pas werd ingevoerd als één van de maatregelen om het coronavirus te bestrijden en het aantal ernstig zieken te beperken, evenals de overbelasting van de zorg tegen te gaan. Er waren nieuwe varianten van het virus opgedoken waarvan de besmettelijkheid nog onduidelijk was en de gevolgen op de lange termijn waren niet bekend.
Hoewel de grondrechten volgens de rechtbank niet geschonden zijn, was er wel sprake van inmenging in deze rechten. Dit is alleen toegestaan als de overheid goede redenen heeft en deze kan bewijzen.
De Staat betoogde voor de rechtbank dat tijdens de coronapandemie sprake was van botsende grondrechten en dat de maatregel was ingevoerd nadat deskundigen advies hadden gegeven. Zodra het mogelijk was, is de maatregel ook weer ingetrokken, aldus de Staat.
De rechtbank oordeelde dat de Staat een afgewogen keuze heeft gemaakt. Sommige mensen werden gehinderd door de coronapas in hun deelname aan de samenleving, terwijl anderen juist werden beschermd.
Al in oktober 2021 waren er tegenstanders die naar de rechter stapten. Destijds oordeelde de rechtbank al dat het toegangsbewijs niet discriminerend of onwettig was.