Ruim een kwart van sociale huurwoningen in grote gemeenten gaat naar huurders met voorrang

Gepubliceerd op 13/11/2023 09:00 in Binnenland

Uit een enquête van de NOS onder de vijftig grootste gemeenten in Nederland is gebleken dat ruim een kwart (27 procent) van de vrijkomende sociale huurwoningen in grotere gemeenten vorig jaar naar huurders met een vorm van voorrang ging. Het percentage kan echter sterk variëren tussen gemeenten. In Groningen en Almere ging respectievelijk 51 procent en 49 procent van de nieuwe verhuringen naar mensen met voorrang, terwijl dit in Enschede vrijwel nihil was, namelijk slechts 3 procent. Dit blijkt uit de enquête waarvan 43 gemeenten volledig hebben meegewerkt.

Van de vrijkomende corporatiewoningen was 9 procent bestemd voor asielzoekers met een verblijfsvergunning, ook wel bekend als statushouders. Het woningtekort op zowel de koop- als huurmarkt is voor Nederlanders een van de belangrijkste onderwerpen bij de aankomende verkiezingen, zo blijkt uit onderzoek.

Elke gemeente heeft zijn eigen woningverdelingssystemen en introduceert snel nieuwe methodes om de schaarse sociale huurwoningen beter te verdelen. Echter, zolang er niet meer woningen worden gebouwd, blijft het een kwestie van een stoelendans rondom het beperkte aantal beschikbare woningen.

Verschillende groepen krijgen voorrang in de wachtrij. Dit kunnen mensen zijn die gescheiden zijn met kleine kinderen, mensen die zelfstandig gaan wonen na een verblijf in een ggz-instelling, of mensen van wie de oude woning wordt gesloopt. Het gaat ook om bijvoorbeeld onderwijzers of verpleegkundigen waar het gemeentebestuur graag wil dat ze in de stad blijven wonen, aangezien zij anders moeite hebben met het vinden van een woning. In dit onderzoek worden ook statushouders meegerekend binnen de 27 procent huurders met voorrang in de grotere steden.

Woningcorporaties zijn primair verantwoordelijk voor de verhuur van deze woningen aan mensen met een lager inkomen. Als er een woning beschikbaar komt, gaat deze meestal naar de persoon die het langst op de wachtlijst staat. Maar corporaties moeten ook rekening houden met het beleid van de gemeente, die ervoor kan kiezen om bepaalde groepen voorrang te geven en daarnaast ook de opdracht van de overheid krijgt om jaarlijks een bepaald aantal statushouders te huisvesten.

De krapte op de woningmarkt is het grootst in de grotere gemeenten, waar de wachttijden voor een sociale huurwoning het langst zijn. Er zijn echter grote verschillen tussen gemeenten. Bij de 43 gemeenten die hebben meegewerkt aan het NOS-onderzoek was de gemiddelde wachttijd eind vorig jaar ruim 7 jaar, met uitschieters naar 19 jaar in Amstelveen en Haarlemmermeer. In Enschede en Ede daarentegen heeft men gemiddeld al binnen een half jaar een sociale huurwoning.

Niet alle mensen op de wachtlijst zoeken actief naar een sociale huurwoning, daarom houden veel gemeenten ook de zoektijd bij. Dit is de tijd tussen iemands eerste reactie op een woningadvertentie en het daadwerkelijk huren van een woning. Deze verschillen zijn vaak aanzienlijk.

Sommige politieke partijen zoals de PVV en BBB willen de lange zoektijd verkorten door de voorrang voor statushouders bij de verdeling van bepaalde woningen af te schaffen. Volgens hen moet iedereen even lang wachten. Uit het NOS-onderzoek blijkt dat door deze maatregel jaarlijks 9 procent meer sociale huurwoningen beschikbaar zou zijn. Verschillende gemeenten zijn intensief bezig met het vinden van een eerlijke en efficiënte verdeling van de schaarse beschikbare woningen. Er zijn echter ook gemeenten, zoals Enschede, die geen enkele vorm van urgentie

Lees meer nieuws in binnenland