Rijksbouwmeester adviseert 'pas op de plaats' te maken voor woningbouw en te investeren in bestaande steden
Gepubliceerd op 16/09/2023 14:00 in Binnenland
In een adviesrapport getiteld 'De 22ste eeuw begint nu' benadrukt Rijksbouwmeester Francesco Veenstra het belang van de keuzes die het nieuwe kabinet zal maken op het gebied van woningbouw. Volgens Veenstra is het noodzakelijk om nu "pas op de plaats" te maken en eerst te bedenken wat er werkelijk nodig is. Hij stelt dat de keuzes van nu van invloed zullen zijn op de komende decennia.
Nederland staat voor een enorme opgave, aangezien bijna een miljoen nieuwe woningen nodig zijn, met name in de Randstad. Veenstra waarschuwt echter dat het bouwen in laaggelegen gebieden op termijn extra maatregelen met zich meebrengt, zoals het verhogen van wegen. Hij is van mening dat dit een last oplegt voor de volgende generatie en dat dit vermeden moet worden. Als voorbeeld noemt hij de bouw van nieuwe wijken in Alphen aan den Rijn en Gouda, waarbij geld gereserveerd moet worden om ervoor te zorgen dat mensen droge voeten houden.
Veenstra adviseert om de polders ongemoeid te laten en in plaats daarvan te bouwen in bestaande steden. Hij pleit voor verdichting, wat inhoudt dat er meer woningen en voorzieningen, zoals huisartsen en winkels, toegevoegd moeten worden. Daarnaast benadrukt hij het belang van natuur, omdat dit de leefomgeving verbetert. Veenstra wijst op het probleem van klassieke Vinexwijken, die met hun ruime opzet niet meer kunnen worden aangepast aan veranderingen in de samenleving. Hij noemt als voorbeeld het feit dat deze wijken niet geschikt zijn voor kleinere huishoudens en de vergrijzing.
Als Rijksbouwmeester geeft Veenstra zowel gevraagd als ongevraagd advies over de ruimtelijke inrichting van Nederland. Onlangs heeft hij 16 adviezen gepresenteerd met ideeën voor de toekomst. Hij pleit onder andere voor het laten leiden van nieuwbouw door bodem en water, het ontwikkelen van een nieuwe bouwcultuur en het creëren van nieuwe woonvormen die 'biobased' zijn, oftewel gemaakt van ecologisch en natuurlijk materiaal dat verantwoord wordt geteeld, geoogst, gebruikt en hergebruikt.
Een voorbeeld van een nieuwe woonvorm is de wooncoöperatie, waarbij vriendengroepen gezamenlijk hun eigen huizen bouwen en deze tegen een redelijke prijs huren. Echter, financiering en grond voor dergelijke woonvormen vormen nog steeds een probleem. Veenstra suggereert dat stimuleringsmaatregelen kunnen bijdragen aan het oplossen van dit probleem. Hij constateert daarnaast dat de huidige bouwcultuur nog steeds traditioneel is, waarbij de focus ligt op beton en steen. Ook de traditionele financieringsmethoden van banken belemmeren vernieuwing.
Veenstra verwacht dat alle gevraagde veranderingen en belangrijke vraagstukken zoals zeespiegelstijging, klimaatverandering en demografische ontwikkelingen na 2050 een kantelpunt zullen bereiken. Om hierop te anticiperen pleit hij voor regie en een minister van Ruimtelijke Ontwikkeling en Leefomgeving in het nieuwe kabinet, die zich kan richten op de lange termijn. Volgens Veenstra moeten er voldoende middelen worden vrijgemaakt en moet er meer aandacht zijn voor kwaliteit, omdat de 22ste eeuw al begonnen is.