Inspectie onderzoekt rol justitiële organisaties bij behandeling verdachte moordzaak Albert Heijn

Gepubliceerd op 28/06/2023 00:00 in Binnenland

De Inspectie Justitie en Veiligheid gaat onderzoeken of de betrokken justitiële organisaties adequaat hebben gehandeld bij de begeleiding en behandeling van de verdachte Jamel L. Hij wordt verdacht van het doodsteken van de 36-jarige Antoneta Gjokja, kort na openingstijd van de Albert Heijn waar zij werkte. Het Openbaar Ministerie verdenkt L. van moord of doodslag en hij zit nog vast.

Morgenavond zal er in Den Haag een stille tocht worden gehouden ter nagedachtenis aan het slachtoffer. L. heeft in het verleden meerdere geweldsmisdrijven gepleegd en is daar ook voor veroordeeld, zowel in Nederland als in Groot-Brittannië. Ondanks zijn voorgeschiedenis liep hij vrij rond in Den Haag.

L. kreeg tbs opgelegd in Curaçao vanwege zijn schizo-affectieve stoornis, paranoïde- en grootheidswanen, gebrekkige impulsbeheersing en dreigend en agressief gedrag. Curaçao verzocht Nederland om de tbs-behandeling over te nemen, maar dit werd onder de verantwoordelijkheid van toenmalig minister voor Rechtsbescherming Dekker afgewezen.

Op 9 juni van dit jaar stond L. voor de rechtbank in Rotterdam vanwege bedreiging van gemeenteambtenaren in Zwijndrecht eind vorig jaar en de diefstal van een pak melk in een supermarkt en bedreiging van een medewerker in april dit jaar. De rechtbank was niet op de hoogte van de tbs-maatregel die L. op Curaçao opgelegd had gekregen en van zijn eerdere veroordeling in Engeland. Hierdoor kwam L. ondanks zijn voorgeschiedenis snel weer vrij. Het OM onderzoekt hoe het kan dat de tbs-veroordeling niet op het strafblad stond dat bij de rechtbank was aangeleverd.

L. klopte vlak na zijn vrijlating aan bij de gemeente Den Haag voor hulp, maar werd weggestuurd omdat hij ook daar medewerkers bedreigde en intimideerde.

Het onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid richt zich op alle betrokken organisaties, behalve het OM en de rechtspraak.