IGJ deed geen regulier onderzoek bij zorglocatie Bodegraven waar medewerkers bewoners vernederden
Gepubliceerd op 30/05/2025 00:00 in Binnenland
De Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft jarenlang geen regulier onderzoek uitgevoerd bij een zorglocatie in Bodegraven, waar zes medewerkers zijn ontslagen vanwege het vernederen van bewoners in een Snapchat-groep. Deze bewoners hebben een geestelijk vermogen van nul tot drie jaar.
Bestuursvoorzitter Jan van Ginkel van zorginstelling Sirjon heeft aangegeven dat hij graag ziet dat de Inspectie weer periodiek instellingen zoals die van hem bezoekt. Hij benadrukt dat ook hij recht heeft op toezicht en inspectie, omdat dit hem als bestuurder ten goede komt.
Van Ginkel heeft in Nieuwsuur voorbeelden gegeven van de aard van de vernedering die plaatsvond, zonder in detail te treden om de privacy van de betrokken medewerkers te waarborgen. Hij benadrukt dat de acties in de Snapchat-groep niet acceptabel waren, zoals het filmen van een cliƫnt die valt en daarbij geen hulp bieden maar in plaats daarvan de persoon laten spartelen terwijl dit gefilmd wordt en gedeeld wordt met collega's.
De IGJ heeft aangegeven dat het fysiek onmogelijk is om alle meldingen over calamiteiten zelf te onderzoeken en daarom risicogestuurd te werk gaat. Zorgaanbieders leren volgens de inspectie het meest van calamiteiten als zij deze zelf onderzoeken of laten onderzoeken. Sirjon laat nu ook zelf een feitenonderzoek uitvoeren, dat vervolgens beoordeeld zal worden door de inspectie.
Sirjon is een reformatorische instelling waar alleen mensen die lid zijn van een reformatorische kerk mogen werken. Van Ginkel benadrukt dat de missie van de instelling is om barmhartigheid te tonen aan kwetsbare mensen, maar dat dit in dit geval niet is gebeurd. Hij heeft geen reden gezien om onderzoek te doen op andere locaties en vertrouwt dagelijks op alle medewerkers.
De beelden die Van Ginkel heeft gezien dateren tot negen maanden terug, terwijl de chatgroep al sinds 2019 bestaat. Er zijn signalen dat de beelden niet verder zijn verspreid buiten de groep, maar dit wordt nog onderzocht.