Problemen bij inzet kroongetuige zwembadmoordproces 2012
Gepubliceerd op 25/04/2025 11:00 in Binnenland
Een onderzoekscommissie concludeert dat het traject rondom de inzet van een kroongetuige in het zwembadmoordproces in 2012 niet goed verlopen is. Het Openbaar Ministerie heeft volgens de commissie onvoldoende informatie gedeeld met de rechter-commissaris en miste expertise over de inzet van een kroongetuige.
De zaak draaide om de dood van Jan Elzinga, die in 2012 voor de deur van een zwembad in Marum werd doodgeschoten. De schutter kreeg vijftien jaar cel en een handlanger twintig jaar cel.
Na zijn veroordeling sloot de schutter een deal met het OM en werd hij kroongetuige. In ruil voor strafvermindering wees hij de schoonfamilie van het slachtoffer aan als opdrachtgevers. Twee schoonfamilieleden en de ex-partner van Elzinga werden in hoger beroep veroordeeld tot veertien jaar gevangenisstraf, een vierde verdachte kreeg zes jaar cel.
Het gerechtshof oordeelde dat de kroongetuigenovereenkomst "achteraf bezien onrechtmatig was" omdat de kroongetuige onbetrouwbaar was en het OM twijfels hierover niet had gedeeld met de rechter-commissaris. De kroongetuige had gelogen over contacten met medeverdachten om zijn positie te versterken.
De onderzoekscommissie constateert dat er misverstanden en onduidelijkheden zijn ontstaan door de informatieverstrekking van het OM en een gebrek aan expertise over kroongetuigen. Ook was de leiding onvoldoende betrokken bij strategische beslissingen in het onderzoek.
Om toekomstige kroongetuigedeals te verbeteren, adviseert de commissie het delen van kennis en ervaring uit andere parketten, het updaten van de werkwijze bij bijzondere kroongetuigetrajecten en het aanstellen van een regisseur die het traject leidt. Het College van procureurs-generaal zal deze aanbevelingen overnemen.